Wednesday 30 July 2008

Twee valleien

De heilige Kevin ging op pad. Hij verliet de stad, op zoek naar een plek waar het stil was, zodat hij zijn God kon leren verstaan. Hij liep de bergen in. Hoe langer hij liep, hoe groener het werd. Onder zijn voeten glinsterden ontelbare bedauwde klaverblaadjes. Kleine groene mannetjes keken hem argwanend aan, maar de twee witte gedaantes die met Kevin meeliepen boezemden hun angst in, waardoor ze niet dichterbij kwamen. Kevin genoot van de frisse geur van het ontwaakte groen. De ochtendzon kleurde zijn sproeten nog roder dan ze al waren. Hij zong een liedje.

Kevin kwam op een mooie groene open plek in het bos. Hier zou hij kunnen blijven. Maar hij zou ook nog een stukje verder kunnen lopen. Wellicht was het gras achter gindse heuvel nog wat groener dan het gras hier. Zodoende beklom hij de heuvel. Toen hij op de top was aangekomen, viel zijn mond open van verbazing. Zoiets moois had Kevin nog nooit gezien. Voor hem strekte zich een vallei uit, zo groen als geen andere. De heuvels werden weerkaatst in het heldere water van een tweetal meren: een kleine ronde, en een grotere langwerpige. Kevin viel op zijn knieen, en dankte de God die hem hier gebracht had. Hij noemde de plaats Glenn da Loch, wat 'de vallei van de twee meren' betekende.

Kevin bouwde een kerk. De kerk werd een klooster. Het klooster werd machtig. Pelgrims uit het hele land wisten het te vinden. Het klooster werd rijk. De noormannen kwamen, overwonnen en verrijkten zich. Het klooster kreeg een hoge ronde uitkijktoren, om zich te wapenen tegen verdere aanvallen. De pelgrims bleven komen. Het klooster raakte in verval. De pelgrims vergaten het klooster. Maar toen kwamen de toeristen. Ze bewonderden de vervallen kerkjes, de graven met Keltische kruizen, en natuurlijk de toren. De toren herinnerde hen aan een sprookje dat hun was voorgelezen toen ze klein waren. Het sprookje ging over een meisje met een hele lange vlecht. Een boze heks had het meisje opgesloten in een toren als deze, maar gelukkig kwam de prins haar redden.

Ierland is ingenomen door legers Italiaanse tieners. Dublin was er al vol mee, maar Glandalough is nog erger. Ze bezetten bruggetjes, opdat niemand er meer langs kan. Ze spugen hun kauwgom uit op oude Keltische begraafplaatsen. En ze schreeuwen als marktkooplui, allemaal. Ze schreeuwen alsof het einde van de wereld nabij is. Ze jagen de vogels weg. Zelfs de Amerikanen worden er stil van. Wie hier God wil leren verstaan, moet wachten tot de bussen weg zijn. Dan kan men in een kerkje zonder dak de avond horen vallen, als ware het een speld. Dan kan men door een laatste overgebleven raam de Schepper zien knipogen. Dan zoemen de muggen het lied dat ze al eeuwen zingen. Dan komen de sprookjes tot leven.

De wandeling gaat om de twee meren heen. Er moet flink geklommen worden. De zon schijnt trots, en het zweet loopt in straaltjes mijn rug langs. Maar het uitzicht is elke druppel zweet meer dan waard. De meren zijn machtige spiegels. Hoe verder we lopen, hoe ruiger het landschap, en hoe grootser het uitzicht. Berggeiten grazen zich een weg door de klaverbladeren. Het is druk, vandaag. Iedereen wil wel wandelen hier. Maar niet iedereen is op de hoogte van elementaire wandeletiquette, helaas. Op een smal pad moet de daler plaats maken voor de klimmer, maar niet iedereen houdt zich daaraan. Ook groeten blijkt voor sommigen een te grote opgave. Jammer. Naarmate de middag verder vordert, zien we echter steeds minder mensen. We klauteren over rotsblokken. In mijn ooghoek zie ik iets groens wegflitsen. Ik draai snel mijn hoofd om, maar zie niets. Ik vraag het vrouwtjeshert dat langs ons huppelt of ze het ook heeft gezien, maar ik krijg geen antwoord want herten kunnen niet praten. Een beek stroomt woest het meer in. Mijnen zijn verlaten, maar rotsblokken glinsteren nog steeds van de erts of de kwarts of weet ik veel wat. Even verderop glinstert iets anders. Ik loop erheen, en zie een goudstuk liggen. Maar ik raap hem niet op. Daar trap ik niet in.

Ik verlaat Glendalough, en reis verder naar Rathdrum. Ik heb genoeg van jeugdherbergen - ik wil slapen in mijn tentje, in mijn eentje, voor de helft van de prijs. Er rijdt geen bus, dus moet ik liften. Soms kan het wachten op een lift genoeg zijn om je vertrouwen in de gehele mensheid te verliezen. Volgevreten varkens in glimmende, lege BMW's razen langs, mijn vragende blik negerend. Ach ja, ik heb een baard en een hoed, ik lijk op een boef, en ik zou ze beroven en opeten, dat is ook zo. De angst regeert, als immer (had ik u al verteld dat ik mijn campinggasje en brandertje niet mee mocht nemen in de trein van Brussel naar Londen, omdat ik wel eens een terrorist zou kunnen zijn?). Maar gelukkig is er altijd iemand die er geen bezwaar tegen heeft je een ritje cadeau te doen. En zo kan een enkele verleende gunst ook weer genoeg zijn om je je vertrouwen in de gehele mensheid te doen herwinnen. Wat gaat dat soms toch snel op en neer.

Een marathonrenner neemt me mee in zijn auto. Ierland is te slordig, zegt hij. Ieren kunnen niet organiseren. Hij wil heel graag eens een treinreis maken door Zwitserland, omdat alles daar zo mooi netjes is, zelfs de bergen. Hij wil ook een keer de marathon van Rotterdam lopen. Zijn hond hijgt tevreden in mijn oor.

De camping van Rathdrum heet niet voor niets Hidden Valley; hij ligt verstopt achter het dorp, aan de rivier de Avonmore. De rivier kabbelt vrolijk. Families maken kampvuurtjes aan de oever. Een meisje van een jaar of zes met knalrood haar, een roze hempje, een roze rokje, roze sokken en witte schoentjes leert vissen. Ik heb altijd geleerd dat rood en roze niet naast elkaar horen, maar ik heb nooit begrepen waarom. De vissen willen niet bijten, maar het weerhoudt het meisje er niet van een gulle glimlach mijn kant op te sturen.

De zon maakt plaats voor een woeste onweersbui, net als mijn handgewassen kleren hangen te drogen. Die worden nu dus nooit meer droog. Mijn tentje heeft voor hetere vuren gestaan, en beschermt me andermaal. Ooit kocht ik hem voor een paar tientjes op het station van Bazel. Het waren welbestede francs. Terwijl de regen op mijn tentje klettert lees ik een roman van een jonge Ierse schrijfster, Anne Enright. Het heet 'The Gathering', en het vertelt op indringende wijze hoezeer mensen beinvloed worden door ervaringen uit hun jeugd, en hoezeer we zodoende afhankelijk zijn van onze familie, of we willen of niet. Enrights stijl is direct en persoonlijk, het boek confronterend en indrukwekkend. Ik kan het u van harte aanraden.

De rivier kabbelt niet meer. De rivier raast, woest als een waterval. In het badhok is een kookplaat, zodat ik pasta kan maken, ook al ben ik mijn brandertje kwijt. Niets is zo lekker als zelfgemaakte campingpasta. Een Engelse opa vertelt me waar ik moet kamperen als ik in Wales ben. De derde straat links, en dan bij de boerderij rechtsaf. Hij stamt af van de Roma, de oorspronkelijke, niet die lui die de laatste tijd naar Engeland zijn gekomen. Zijn kleinzoon wordt een beroemde filmmaker. Ik doe er goed aan zijn naam te onthouden. Een konijntje kijkt even onze kant op, om vervolgens weg te huppen.

Ik loop naar de plek waar de twee rivieren elkaar ontmoeten. Mijn reisgids doet me geloven dat dit een prachtige plek is. Een toerbus stroomt leeg, om snel een foto te maken van de plek, voordat de reis verder gaat naar de weeffabriek. Er is niets bijzonders aan de plek; het zijn gewoon twee rivieren die bij elkaar komen. Maar beauty is in the eye of the beholder. Zo schreef Thomas Moore over deze plek:

There is not in the wide world a valley so sweet
As that vale in whose bosom the bright waters meet;
Oh! the last rays of feeling and life must depart,
Ere the bloom of that valley shall fade from my heart.

Ieder zijn vallei. Ieder zijn verhaal.

Een groen mannetje glipt weg.

Friday 25 July 2008

Kokkels en mossels

De haven komt langzaam dichterbij. Glinsterend dansen de vlekjes zonlicht over het water. Het archetypische silhouet van een fabriek heet ons welkom in Ierland. Dit is mijn eerste bezoek.

Ik vind bagagebanden altijd een beetje intiem. Je deelt een bepaalde kwetsbaarheid. Iedereen staat vol spanning te wachten op haar koffer of rugzak, wetende dat er een kleine kans bestaat dat die er niet bij zit. Nu zal die kans in een ferryterminal aanzienlijk kleiner zijn dan op een vliegveld, maar de aanwezigheid van de band zorgt ervoor dat de spanning als vanzelf opkomt. Als je dan je koffer of rugzak ontwaart, is er altijd een gevoel van opluchting. Maar tegelijkertijd weet je, wanneer je je geliefde bagage van de band haalt, je bekeken door tientallen paren ogen. Toon mij uw tas, en ik zeg wie u bent. Een grote rugzak, met een voorgebonden tentje en fladderende veters. Een glimmende zwarte koffer van reptielenleer, al dan niet namaak. Een weekendtas met roze en gele bloemetjes, inmiddels vaal. Volgepropte geruite turkentassen. Kleine mensjes nemen hun kolossale koffers van de band; lange backpackers hun kleine rugzakjes, waar net een tandenborstel en een setje schone kleren in past, en waar schattige mascottes aan bungelen. Verlegen verenigen de mensen zich met hun bezittingen, de priemende ogen van de omstanders negerend. Gelukkig, de bagage is er. Nu snel voort.

Een boze buschauffeur brengt ons de stad in. De dubbeldekkers zijn vrolijk geel, maar het lijkt hem weinig te doen.

In het midden van de brede O'Connell Street staat een 120 meter hoge glimmende paal. Het is het hoogste kunstwerk ter wereld, zo schijnt. De betekenis ontgaat mij. James Joyce heeft zijn blik van het ding afgewend. De missionaris daarentegen kijkt aanbiddend naar de top, als zat daar God de Vader. De missionaris heeft geen vingers meer. Een klein reli-winkeltje annex wisselkantoor naast hem verklaart dat Maria de co-verlosser is van de mensheid. Toe maar. Ze wordt geflankeerd door een poster waarop in stevige bewoordingen gewaarschuwd wordt tegen het hebben van wisselende seksuele contacten, en door posters van geaborteerde foetussen. Een lichtgevende Jezus kijkt omhoog met een blik alsof hij op het punt staat klaar te komen. James Joyce kijkt de andere kant op.

De straat van de Temple Bar ademt muziek uit. Straatmuzikanten komen en gaan. Elektrische violen, fluiten, gitaren, harpen en Ierse doedelzakken doen de lucht gonzen van het leven. Een pub brengt vrolijke livemuziek. Er wordt gezongen over Molly Malone, en over whiskey in een kan, en over mooie meisjes. Ik was nooit een grote Guinness-fan, maar in deze context smaakt het heerlijk. Er wordt vrolijk meegeklapt met de muziek. Tussendoor worden grapjes gemaakt. Een zelfverzekerde Italiaanse dame vraagt om de microfoon, en zingt spontaan en a capella een Noord-Italiaans volkslied in Ierse stijl. Ik haal met twee Ieren herinneringen op aan die ene kwalificatiewedstrijd, u weet wel. Een van hen zegt cynisch dat hij gelukkig wordt, elke keer als 'oranje' verslagen wordt. Dat gaat niet over voetbal, maar over iets heel anders. Ik richt mijn aandacht maar weer op de muziek. Het ene bandje maakt plaats voor het andere. De fanatieke violist lijkt op een jonge Brad Pitt, zijn zingende bandgenoot brengt enkele ontroerende ballads ten gehore. Daar gaan we nog veel van horen, denk ik, maar ik kan zijn naam maar niet onthouden. De avond gaat ongemerkt over in de nacht. Er wordt natuurlijk nog een bezoek gebracht aan de enige echte Temple Bar. Half Roelofarendsveen is hier vanavond te gast. Half Roelofarendsveen blijkt prima gezelschap.

De man met wie ik het stapelbed deel is obsessief zijn tas aan het in- en uitpakken. Het bed schudt en piept en het gaat maar door. Een alarm gaat af, maar niemand weet het af te zetten. God zegene mijn oordopjes.

Het National Museum vertelt het verhaal van een trotse natie. Fraai versierde Keltische kruisen en bisschopsstaffen met mythologische motieven wijzen op de mengeling van katholieke en heidense elementen in de religieuze geschiedenis van het land. Gedichten klinken in magische middeleeuwse talen. Memento mori, zeggen de veenlijken ons. Pelgrims vonden de poort naar het vagevuur. Het gonst van de verhalen. Vele worden niet verstaan.

Oscar Wilde ligt lamlendig op een rotsblok. Hij kijkt zwoel onze kant op. Zijn blik doet denken aan die van de lichtgevende Jezus. Even verderop staat een grote bebaarde kabouter met een groene hoed. Hij zwaait naar ons.

Dublin koestert zijn symbolen.

Monday 21 July 2008

Londen Top 10

Ik ben weer even in Londen. Er moesten namelijk nog een boek weggebracht, een essay opgehaald, een formulier ingevuld en een vertaling bestudeerd worden. Zodoende besloot ik om, onderweg naar Ierland, enkele dagen hier te verblijven en een en ander af te handelen. Bijkomend voordeel was natuurlijk dat dit me in staat stelde mijn vrienden hier weer te zien en bij te praten. Daar ik mijn kamer had onderverhuurd, sliep ik in mijn tentje, dat ik in de tuin had opgezet. Ik bezocht eindelijk de National Gallery, waar ik al die maanden niet aan toe was gekomen. Er was heel veel aanstellerige Italiaanse renaissancerommel, maar gelukkig ook een paar fraaie doeken van Rembrandt en van de impressionisten. De combinatie van zonlicht en antibiotica maakte me een beetje misselijk, dus ik kocht een fraaie strohoed op Camden Market, waarmee ik er aardig maffioos uitzag. Londen lag er nog net zo bij als ik haar had achtergelaten, al klonken er nog meer verschillende talen in de metro dan anders. Ik hou toch wel van deze stad, bedacht ik me.

Ik hou ook van ranglijstjes. Nogal eens verdoe ik mijn tijd met het maken van persoonlijke top 5'en, top 10'en, top 40'en en soms zelfs top 100'en. Of het nou gaat om muziek, boeken, films, lievelingsdieren, vruchten of Asterix-albums, ik heb mijn lijstjes paraat. Een Londen top-10 kon dan ook natuurlijk niet uitblijven. Zoals elke top zoveel is hij hoogst subjectief en persoonlijk; toch deel ik hem graag met u, daar ik denk dat er wel een paar aardige suggesties in staan. Na een klein jaar hier gewoond en rondgewandeld te hebben ben ik inmiddels namelijk ook bekend met enkele wat minder bekende plekken. Ik wil niets afdoen aan de grootsheid van een Tower Bridge, Buckingham Palace of Westminster Abbey, maar mocht u tijdens uw volgende bezoek aan Londen eens wat verder willen kijken dan de grote toeristische trekpleisters, dan zou ik u graag de volgende suggesties aan de hand doen.

1) De Southbank
Toegegeven, zo onbekend is de zuidelijke oever van de Theems niet. Toeristen en Londenaren verdringen zich op mooie dagen op de brede promenade tussen de London Eye en de Millennium Bridge. Maar ik kon het niet laten om dit op nummer een te zetten, want er is zo ontzettend veel te doen en te beleven, en de sfeer is er altijd goed. De laatste decennia is de Southbank uitgegroeid tot hét culture hart van Londen. Speciaal aanbevolen zijn het Tate Modern (een schitterend museum voor moderne kunst, gehuisvest in een indrukwekkende voormalige elektriciteitscentrale) en het terras van het Royal National Theatre, vanwaar je 's avonds een prachtig uitzicht hebt over de lichtgevende stad. Ook de moeite waard zijn het nostalgische Globe Theatre, de concerten in de Royal Festival Hall, de Southwark Cathedral (misschien wel Londens mooiste kerk) en natuurlijk het ratjetoe aan straatmuzikanten en -artiesten dat de oever zo levendig maakt.

2) De wandeling van Camden Lock naar Little Venice
Een aangename wandeling langs Regent's Canal. In de negentiende eeuw was dit kanaal van groot belang voor de aanvoer van grondstoffen, vandaag de dag varen er slechts plezierboten. De wandeling begint in Camden Lock, de oude haven met de sluis waar nu een hippe en gezellige markt is, en waar je je uren kunt vermaken. Vervolgens loop je langs het kanaal, daarbij achtereenvolgens de dierentuin, villa's met prachtige tuinen, de oudste moskee van de stad en enclaves woonboten passerend. De wandeling eindigt in Little Venice, zo genoemd vanwege de vele bontgekleurde boten en fraaie huizen langs de oever. Londen aan het water is Londen op haar mooist.

3) Bloomsbury
Als je met de trein komt, hoef je alleen maar het fraaie St. Pancras Station uit te lopen en je loopt zo Bloomsbury in. Het is de wijk met de vele universiteitsgebouwen, en met het ontzagwekkende British Museum. Het is de wijk waar ik een jaar lang met plezier gestudeerd heb. Het is waarschijnlijk de mooiste wijk van de stad, met zijn vele fraaie groene pleintjes, verstopte plantsoentjes en Victoriaanse huizenrijen. Ook vind je hier enkele van de beste tweedehands boekwinkels van de stad. De benedenverdieping van Judd Books is een klein paradijsje, en de Waterstone's naast het University College London heeft een mooie collectie academische ramsj.

4) Highgate en Hampstead
Neem de Northern Line in noordelijke richting, en na een kwartiertje kom je bij het meest groene deel van de stad. Traditioneel woont hier de gegoede burgerij, en je vindt er dan ook fraaie, statige huizen. Daarnaast kun je hier prachtig wandelen. Hampstead Heath is het grootste park van de stad, Highgate Wood heeft een perfecte speelweide, en Alexandra Palace wordt omgeven door een grote lap groen die zich prima leent voor een picknick of voor vuurwerk kijken. Ook Highgate Cemetery is geschikt voor een wandeling - kijk uit naar het graf van Marx. Het hele gebied is flink heuvelachtig, en her en der staan betoverende middeleeuwse kerken. Londen is nergens zo mooi sprookjesachtig groen als hier.

5) Notting Hill en Portobello Road Market
Notting Hill kennen we natuurlijk allemaal van de gelijknamige film. Het is een gezellige wijk met vrolijk gekleurde huisjes. Hier bevindt zich Portobello Road, waar 's weekends de leukste markt van de stad plaatsvindt. Niet zo bizar druk als Camden Market, niet zo overhyped als Brick Lane Market, maar niettemin met een gezellige drukte en dito sfeer. Je vindt hier alles, van antiek tot souvenirs, van kleding tot CD's en van loempia's tot frambozen. Ik kocht hier een fraaie blauwe Arabische schaal voor het luttele bedrag van vier pond.

6) Green Lanes
Ik heb het vaker gezegd: Londen is met afstand de meest multiculturele en internationale stad van Europa, misschien zelfs van de wereld. Je hoeft geen Engelsman te zijn om Londenaar te zijn. Londenaren hebben hun roots over de hele wereld liggen, en de stad kent dan ook een aantal gezellige multietnische wijken. Brixton, het centrum van de Caribische gemeenschap, Brick Lane, traditioneel de straat van de Bangladeshi bevolking, en Edgware Road, waar de voertaal Arabisch is, hebben een welhaast spreekwoordelijke status bereikt. Maar uiteindelijk geef ik toch de voorkeur aan mijn eigen straat, de straat waar je de lekkerste baklava en kebab van de stad kunt krijgen: Green Lanes. De goedkope winkels, de heerlijke Turkse restaurantjes en de levendige sfeer maken dat ik me hier altijd thuis voel.

7) South Kensington en Knightsbridge
Rijk, deftig en duur. Maar ik geniet ervan om door de straten met de roomwitte, neoclassicistische huizen te lopen, de vlaggen van de ambassades te tellen en me te vergapen aan de onbetaalbare waren die verkocht worden in Harrods, dat heerlijk kitscherige koopparadijs. Ook de aanwezigheid van het Natural History Museum, een van de meest fascinerende musea van de stad (met name de Earth Gallery mag er zijn), en de fraaie Kensington Gardens zorgen ervoor dat ik graag af en toe wat langer in de Piccadilly Line blijf zitten dan anders.

8 ) Regent's Park en Primrose Hill
Regent's Park is met haar fraaie perken en vele vogels waarschijnlijk het mooiste park van de stad, en een uitstekende lokatie voor een picknick. Direct ten noorden van het park bevindt zich Primrose Hill, een groene heuvel vanwaar men een fraai uitzicht heeft over de stad. De straatjes rondom de heuvel behoren tot de leukste van de stad, met hun schattige winkeltjes en theehuisjes. De rozen in de voortuinen van de Victoriaanse huizen verspreiden zoete geuren. Hier zou ik wel willen wonen.

9) Angel
Vergeet de nachtclubs in Soho - duur, druk en decadent. Ga liever wat verder uit het centrum weg, en je zult buurten vinden met een veel fijnere atmosfeer, en bovendien een betere prijs-kwaliteit verhouding. Angel is nou typisch zo'n gezellige buurt waar je reisgids je weinig over vertelt, maar waar je wel een aantal prima cafeetjes, restaurants en bars kunt vinden. Niet al te fancy, niet heel duur, maar wel leuk. Bovendien is het de wijk met de allermooiste naam die je je voor kunt stellen (al kan ik Elephant & Castle ook wel waarderen).

10) Chinatown
Ik kon het toch niet laten, Chinatown een plekje te geven in de top 10. Hoe kitscherig en toeristisch ook, ik vind het heerlijk om hier af en toe rond te struinen, en een flesje groene ijsthee te kopen in een van de toko's. Chinatown is natuurlijk ideaal als je om twee uur 's nachts trek hebt in een vette noodlemaaltijd. Ook kun je hier goedkoop maar smakelijk Japans en Koreaans eten - probeer Kintaro. Voor wie liever bitterballen heeft: je vindt hier ook Londens enige Hollandse pub. En natuurlijk de Prince Charles Cinema, waar je voor slechts vijf pond de beste recente arthousefilms kunt zien (ter vergelijking: een bioscoopkaartje in een van de commerciële bioscopen, om de hoek op Leicester Square, kost je dertien pond).

Toch wel een leuke stad, Londen...!

Lyme

Binnenin mij woedt een oorlog.
Een gemene indringer heeft zich toegang verschaft tot mijn lichaam. Langzaam probeert hij de boel naar zijn hand te zetten. Van binnenuit wil hij mij dwars zitten, mij het leven onmogelijk maken. Hoe langer hij er zit, hoe meer touwtjes hij in handen krijgt, en hoe meer kuren mijn lichaam gaat vertonen.
Borrelia, zo luidt zijn naam. Borrelia de Boze.
Hij liftte mee met een teek. Hij weet wel hoe hij bij zoogdieren binnen moet komen.
Borrelia de Boze is een sluipmoordenaar. Hij is in en in gemeen. Als hij bij je binnen is, verstopt hij zich eerst, om achter de schermen te beginnen met zijn destructieve werk. Je merkt het aanvankelijk nauwelijks. Geniepig kruipt de etter je bloed in, om zich langzaam een weg te banen naar je zenuwstelsel. Daar is het hem namelijk om te doen. Maar hij is geduldig. Je kunt maanden, soms zelfs jaren rondlopen met vage klachten, zonder je te realiseren dat ze van hem komen. En dan is het meestal te laat.
Maar ik had hem door. Soms loont het om een beetje hypochondrisch te zijn. Ik wist niet zeker of de irritatie in mijn benen en de vermoeidheid waar ik last van had van hem kwamen. Maar ik herinnerde mij hoe anderhalve maand geleden in Dartmoor een gulzige tekenfamilie zich op mijn benen gestort had. Dus ik besloot toch maar even bloed te laten prikken.
En warempel, mijn angstige vermoedens bleken terecht.
Snel schakelde ik de hulptroepen in.
De dappere strijders van Doxycycline zijn ingehuurd om Borrelia de Boze op te sporen en onschadelijk te maken. Tweemaal daags wordt een legertje strijders mijn lichaam in geleid. En passant maken ze ook gehakt van sommige andere, onschuldige bacterieën die zich helaas op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevinden, maar dat is nou eenmaal onvermijdelijk. De dappere strijders van Doxycycline zijn nou eenmaal goed in moordpartijen. Dat is precies de reden dat ze zijn ingeschakeld, want Borrelia de Boze is niet voor een kleintje vervaardigd.
Hij zou graag nog even blijven hangen.
Maar de dappere strijders maken hem zwakker en zwakker. Hij leeft nog, Borrelia. Hij houdt nog vol. Maar niet lang meer, hoop ik.
Hij is niet welkom.
Hij moet dood.
Want ik wil graag weer beter zijn.

Friday 11 July 2008

Bambi Boshut, kruisbessen, een kalf, een sprookje

De lucht boven de weilanden kleurt langzaam oranje. In het midden van de vijver zit een lachende dikke boeddha. Zijn kikkervrienden zijn al naar bed, en ook hij doezelt langzaam weg. Naast de vijver staat een boom. De appels die eraan hangen beginnen al aardig in omvang toe te nemen, al zijn ze nog keihard en zuur. Aan de boom wapperen gekleurde vlaggetjes. Even verderop staat een witte engel met grote vleugels. Hij houdt de wacht over de stacaravan, die lange tijd onbewoond was, maar waar sinds enige weken weer licht brandt. Binnenin de stacaravan zien we onder andere een bijzettafeltje met een fraaie blauwe Arabische schaal, rijtjes boeken her en der, allerhande religieuze parafernalia, twee dozijn smurfenpoppetjes, posters met schilderijen van Marc Chagall en Paul Klee, affiches van Duitse tentoonstellingen over Japans boeddhisme, een koffiezetapparaat, een bed met een klamboe daarboven, enkele lege bierflesjes en een tafel waarop een laptop, boxjes en een wereldbolletje staan. Uit de boxjes brult muziek, maar er is niemand in de buurt om daar aanstoot aan te nemen. De muzieksmaak van de eigenaar van de laptop is op zijn zachtst gezegd eclectisch te noemen (welke mafkees combineert Pink Floyd, Bach en Brel nu met foute househits uit de jaren negentig en Nederlandstalige meezingers?). Achter de laptop zit een jongen te schrijven. Hij zou zich bezig moeten houden met zijn scriptie, maar het wil nog niet echt vlotten. Hij begint te begrijpen waarom studenten in Nederland vaak zo lang over hun masterscriptie doen - om het zwarte gat dat daarop volgt uit te stellen, natuurlijk. Die luxe kan hij zich niet veroorloven, want de deadline die zijn Britse universiteit hem gesteld heeft is onverbiddelijk. Daarna wacht het zwarte gat. Eigenlijk is het geen zwart gat, maar een groot wit vel papier. Een heel mooi wit papier, weliswaar, maar het vooruitzicht op dat papier te moeten gaan tekenen beangstigt hem toch enigszins. Het oranje van de lucht maakt geleidelijk aan plaats voor een diepe kleur paars.

Als kind speelde hij vaak in deze tuin. Op enkele meters afstand van de plek waar hij nu zit te schrijven bevond zich jaren geleden Bambi Boshut. Bambi Boshut is al lang niet meer, maar de gedachte aan hem leeft voort. Het was een klein hutje, waar net twee kinderen in pasten. Maar het had wel een eigen bakstenen paadje, een openluchttoilet en -badkamer, een dierenkerkhof, een vlag en een yell. Van de klei in de grond werden knikkers en asbakken gemaakt, die op de grote Bambi Boshut Open Dag voor respectievelijk een dubbeltje en een kwartje verkocht werden. De opbrengst ging naar het Wereld Natuur Fonds. Er was ook een grabbelton, waar klasgenootjes voor een kwartje hun geluk mochten beproeven. Zijn opa gaf zomaar een knalgeel biljet van vijftig gulden voor het goede doel - een absoluut godsvermogen in die tijd. Zijn oma zou nog jaren een ongebruikt kleien asbakje op haar kast hebben staan. Het was de tijd van de eerste hits van 2 Unlimited. Op het jeugdjournaal werd verteld over het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, en over de Golfoorlog. Knuffels leefden nog, en streden om medailles op Olympische Knuffelspelen. Hij wilde later kinderboekenschrijver en -tekenaar worden, en misschien ook wel toneelspeler. Zijn grote held heette Roald Dahl.

Even verderop stonden de kruisbessenstruiken, waaraan hij en zijn broertje zich 's zomers tegoed deden. De struiken waren immens groot, en als je na urenlang gebunkerd te hebben met buikpijn naar binnen ging, waren ze nog lang niet leeg. Het was de kunst om tussen de doornige takken de grote joekels te vinden. Het schilletje was hard, dus daarom werden de bessen leeggezogen, en het schilletje weggegooid. Het was heerlijk om de zoete, kikkerdril-achtige inhoud van de bessen op te zuigen. Maar vandaag is dat niet de bedoeling, want vandaag wil hij iets anders met de kruisbessen doen. De struiken staan al lang niet meer waar ze toen stonden. Ze zijn verhuisd naar een net perkje even verderop, en lang niet meer zo groot als ze ooit waren. Maar de bessen zien er nog precies hetzelfde uit. Hij plukt ze bijna allemaal, ontdoet ze van hun steeltjes, en kookt ze vervolgens met een klein beetje water. Na een half uurtje blijft er een mooi prutje over. Hij doet er een aantal flinke lepels geleisuiker door, roert het geheel nog een paar keer goed door, en een grote pot heerlijke kruisbessenjam is het resultaat. Wie een beschuitje mee wil eten, is van harte uitgenodigd.

Mocht u denken dat er op het platteland weinig gebeurt, dan vergist u zich stierlijk. Toen hij enkele dagen geleden op dezelfde plek als nu een e-mail aan het schrijven was, zag hij plotseling door het raampje een bruinwit beest voorbij springen. Aanvankelijk dacht hij dat het een hond was. Er kwam een jongetje achteraan gelopen, en in de verte klonken stemmen. Toch maar eens kijken, dacht hij. Hij kwam zijn stacaravan uit, en zag een paar buren in de tuin staan. Het beest bleek een ontsnapt kalf te zijn, dat in paniek de sloot in was gesprongen. Hij haalde snel een lange stok uit de garage, om het dier mee te duwen. Gelukkig had het ook een touw om, waaraan het getrokken kon worden. Met vereende krachten slaagde men er vervolgens in het angstig tegenstribbelende kalf weer op het droge te trekken. Het arme dier trilde van jewelste, maar het had zijn uitstapje overleefd. De jongen waste zijn handen en ging verder met schrijven. Moge het kalf een mooie toekomst als melkkoe beschoren zijn.

Zijn inbox bracht prachtig nieuws. Sprookjes bleken toch te bestaan. Niet alleen lang geleden, in een land hier ver vandaan, maar ook hier en nu. Toegegeven, zijn vertrouwen in sprookjes was de afgelopen jaren minder geworden. Het naïeve, romantische idealisme dat hem een paar jaar geleden nog dreef in zijn doen en denken had deels plaatsgemaakt voor meer realisme - ergo, voor een meer sceptische en bij vlagen cynische houding. Soms is dat nodig, en soms is het gezond. Maar diep in zijn hart geloofde hij nog heilig in het belang van dromen, van sprookjes en van idealen. Realisme is per slot van rekening weinig meer dan een strategie die mensen inzetten om zichzelf te beschermen tegen teleurstellingen. Wie niet gelooft in het bijzondere en het onmogelijke, zal ook niet zo snel gekwetst worden, dat is waar. Maar wie leeft in een wereld waarin geen plaats is voor dromen en idealen, zal ook niet de verbeeldingskracht kunnen aanspreken die ons kan helpen die wereld een klein beetje mooier te maken. Verbeter de wereld, vertel sprookjes - en geloof erin.

Dit is het sprookje van A. en L. Ik ken A. sinds het begin van mijn studietijd in Londen. Ik ontmoette haar op de allereerste borrel voor internationale studenten van het jaar, en ik raakte toevallig met haar in gesprek. Ze had een zomerse jurk aan, kwam uit Keulen, en deed een master in internationaal recht. Ze was een grote Shakespeare-fan, en we spraken af samen het Globe Theatre te bezoeken. Ook gingen we samen op jacht naar een tweedehands fiets op Brick Lane Market. Fietsen vonden we daar niet, maar een vriendschap was geboren. We zouden elkaar vaak blijven zien. Ze organiseerde concertbezoeken, glühwein-avondjes en etentjes. Via haar leerde ik andere leuke mensen kennen. Een van hen was L., die ik voor het eerst zag op de avond van het Guy Fawkes feest. Hij en A. kenden elkaar vaag, via gezamenlijke kennissen in Berlijn. We genoten met een groepje mensen van het prachtige vuurwerk, dansten op het gras voor Alexandra Palace, en feestten daarna verder bij mij thuis. L. was een bevlogen amateuracteur, net als ik, en we raakten in gesprek over theater. Hij was bezig met de organisatie van het stuk 'Hurlyburly', dat hij in het voorjaar wilde spelen. Ik toonde mij geïnteresseerd, en van het een kwam het ander. In de maanden daarna zouden we samen veel leuke en vermoeiende repetities doorstaan, en vaak in de pub nog wat drinken. We raakten steeds beter bevriend. Op een gegeven moment vertelde L. me dat hij verliefd was op A. Aanvankelijk was hij een beetje wantrouwend, want hij was bang dat ik ook in haar geïnteresseerd was, en ik kon het niet laten hem daar een beetje mee te plagen. Maar toen ik de onzekerheid op zijn gezicht zag verzekerde ik hem dat ik niet op die manier in haar geïnteresseerd was. Ik vroeg hem of hij het haar al had verteld, en dat bleek inderdaad het geval. Ze had nogal afhoudend gereageerd. Dat beloofde weinig goeds, dacht ik, en ik drukte hem op het hart goed uit te kijken. Voor je het weet zou ze hem aan een lijntje hebben, om hem na een tijdje toch af te wijzen, daarmee hem onvermijdelijk pijn doend, zo was mijn redenering. Ik was, kortom, uitermate realistisch - de ervaring had mij geleerd zo te denken. L. luisterde naar wat ik zei, en schudde zijn hoofd. 'Ik ben echt verliefd op haar, Aike. Ik geloof hierin. Ik ga er voor. Dan maar op mijn bek gaan als dat moet, maar dit voelt zo goed, hier wil ik in geloven en hier wil ik alles voor doen.' Ik vond zijn romantische idealisme tegelijkertijd prachtig en vreselijk naïef. Maar ik wenste hem geluk.

Een paar weken later gaf L. een feestje, vanwege de een of andere Duitse feestdag. Of was het een Engelse? Er was in elk geval zuurkool, gemaakt door A., en we moesten een gedicht voorlezen met oneindig veel strofen. Het had iets te maken met een bepaalde vrouwelijke heilige. Volgens de legende zouden jonge vrouwen op deze dag een teken krijgen dat hun een hint gaf over wie hun toekomstige echtgenoot zou zijn. Het was een gezellige avond. Plotseling zag ik L. en A. op de bank zitten, elkaar innig omhelzend. Even later werd er voorzichtig gezoend. Ik wist niet wat ik zag, en ik was niet de enige die verbaasd was. Maar L.'s geloof in de liefde bleek toch terecht te zijn geweest. Later zou A. me vertellen dat ze aanvankelijk helemaal niet zo geïnteresseerd was in L., maar dat er iets was veranderd. Hij had zich opengesteld voor haar, hij had zich kwetsbaar gemaakt, hij had haar uitgenodigd - en zij had ontdekt dat die klungelige student psychoanalyse een lieve, gevoelige en romantische jongen was. En wat ze zelf niet voor mogelijk had gehouden, was gebeurd: ze was ook verliefd op hem geworden. De maanden daarna waren ze onafscheidelijk. Soms was het een beetje irritant - als de ene afzegde voor een groepsuitje, kon je er vergif op innemen dat de ander ook zou afzeggen. En als ze wel kwamen, dan waren ze zo ontzettend klef, dat je er als vrijgezel vanzelf chagrijnig van werd. Maar ja, zo gaat dat nu eenmaal met verliefde stelletjes, en naarmate de tijd vorderde zag ik ze ook weer af en toe apart van elkaar, en ging de ergste klefheid voorbij. Het ging goed met ze, en met hun relatie. Maar er was wel een klein probleem: L. zou in het najaar naar de Verenigde Staten gaan vanwege zijn studie, en A. wilde alleen mee als ze daar een goede baan kon krijgen. Ze spraken veel over hun toekomst. Ze hadden allebei een goede carrière voor zich liggen - de een als juriste, de ander als wetenschapper - maar ze wilden ook samen verder.

Twee weken geleden vierde A. haar zevenentwintigste verjaardag. In een Bed & Breakfast in Stratford-upon-Avon - juist ja, de stad van Shakespeare, waar A. zo'n grote fan van is - gaven ze elkaar hun ringen. En niet zomaar ringen. Ze gaven elkaar ieder een kopie van een zestiende eeuwse ring die gevonden is onder het originele theater van de grote bard. Ze zeiden ja tegen elkaar. Ze bezochten een voorstelling van de Royal Shakespeare Company. En zo hebben ze zich verloofd.

Sprookjes bestaan, als je er maar in durft te geloven, zo blijkt. Wat ben ik blij dat L. toen gelijk heeft gekregen, en ik met mijn 'realisme' ongelijk. Wat ben ik blij voor A. en L. dat ze elkaar gevonden hebben. En wat bewonder ik ze voor hun durf om samen in het diepe te duiken.

Het is donker op de plek waar ooit Bambi Boshut stond. Maar de sterren zorgen voor een beetje licht. De sterren van toen zijn de sterren van straks. En zo komen dromen van vroeger en dromen van later samen, in het nu, in een oude stacaravan achter in een Groningse tuin.

En zo ziet het grote witte vel papier er opeens een klein beetje minder eng uit.

Tuesday 8 July 2008

Boeddha's aan de Rijn

De Dom kijkt trots uit over zijn stad. Jaren gaan als oogwenken aan hem voorbij, maar het lijkt hem niet te deren. Hij was er al toen wij er nog niet waren, en hij zal er staan lang nadat wij tot as wedergekeerd zijn. Alleen de laag roet die in recente tijden zijn muren zwart heeft gekleurd en de fragiele steigers die men langs zijn flanken heeft opgetrokken herinneren de pelgrim aan de vluchtigheid en vergankelijkheid van het bestaan. We branden er een kaarsje, onder het toeziend oog van Gods moeder.

Ik kende Keulen als een winterse stad, met glühwein en geroosterde kastanjes en kerstliederen en een schaatsbaantje en lichtjes in de duisternis. Maar vandaag baadt ze in de zomerzon. Het maakt haar er niet minder aantrekkelijk op. Er wordt gewinkeld, geskateboard en geluierd op terrasjes. De stad zit vol met goedkope boekwinkeltjes, die ons vriendelijk welkom heten. De stad voelt licht, ondanks de zware hitte. En wij ons ook.

We zijn verlicht. Dat leerde de monnik Kukai ons, vele eeuwen geleden. Kukai is de legendarische stichter van het Japanse Shingon-boeddhisme, en een van de belangrijkste figuren uit de geschiedenis van het esoterisch (vajrayana) boeddhisme. We zijn al verlicht, volgens Kukai, maar we realiseren het ons niet, en daardoor raken we bang en verward en verdrietig. Jij bent de Boeddha, al weet je het nog niet. En je bent niet zomaar een boeddha - je bent Dainichi, Vairocana, de zon, de kosmische boeddha die alle zijnde omvat. Je bent de boeddha-natuur. Er is geen verschil tussen jou en de poes en de bomen en je vijand en het stoplicht. De boeddha-natuur zit overal. Wie dit weet, begrijpt dat het ego slechts een illusie is. Wie dit eenmaal ervaren heeft zal niet rusten tot zij deze ervaring gedeeld heeft met alle lijdende wezens om haar heen. Jij bent de Boeddha.

De wereld wordt niet alleen bewoond door mensen en poezen en bomen en stoplichten. De wereld wordt ook bewoond door ontelbare bodhisattva's en goden en demonen en andere wezens van wie ik de namen niet ken. Zij zijn allemaal manifestaties van de kosmische boeddha, maar zij hebben ook allemaal hun eigen gezicht, persoonlijkheid en specialiteiten. De belangrijkste is Kannon, of Avalokiteshvara. Zij heeft verschillende vormen. Soms is ze vrouw, soms man. Soms heeft ze duizend armen, soms veertig, soms twee. Ze probeert ons te helpen, te steunen en te troosten. Haar mededogen is onbegrensd. Kannon wordt terzijde gestaan door de vijf koningen van de wijsheid, van wie Fudo-myoo de bekendste is. Hij ziet er angstaanjagend uit, met zijn slagtanden, zijn boze gezicht, zijn zwaard en de vlammen om hem heen. Maar hij verdrijft de onwetendheid die mensen onnodig doet lijden. Hij lijkt op Aizen-myoo, die ons vertelt dat liefhebben geen zonde is, en dat het leven niet ontkend hoeft te worden. En laten we vooral Jizo niet vergeten, de kale asceet die de kinderen uit de hel redt. En de twaalf goden die de windrichtingen en hemellichamen beheren. En de woeste goden van de wind en de donder, die dolende geesten afschrikken. De wereld kent veel wondere wezens.

We bezoeken een tweetal tentoonstellingen. Als eerste gaan we naar het museum voor Oost-Aziatische kunst, dat gehuisvest is in een fraai modern pand even ten westen van het stadscentrum. Hier heeft men een tentoonstelling ingericht met verscheidene kunstvoorwerpen van het Shingon-boeddhisme. De tentoonstelling is niet groot, maar boeit van begin tot eind. Er zijn onder meer fraaie beelden te zien van Kannon, Jizo, Kukai en Dainichi, alsook een aantal bijzondere mandala's en rituele voorwerpen. De uitleg is uitgebreid en adequaat - het enige minpuntje is de afwezigheid van een Engelse vertaling. Naast de Shingon-voorwerpen heeft het museum een indrukwekkende collectie, met voor elk wat wils: Chinese inktschilderingen, prenten van Hiroshige, moderne abstract expressionistische Japanse kalligrafie, Chinese archeologische vondsten, en Koreaans aardewerk.

De belangrijkste reden voor onze komst is echter de tentoonstelling die deze zomer te zien is in de Kunst- und Ausstellungshalle in Bonn. Deze tentoonstelling, getiteld 'Tempelschätze des heiligen Berges', is volledig gewijd aan één enkel tempelcomplex, waar alle stukken vandaan komen: de Daigo-ji, een van de voornaamste Shingon-tempels, die zich ten zuiden van Kyoto bevindt - en op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Niet voor niets, zo blijkt al snel. We zien prachtige, originele beelden van, met name, Kannon (verschillende manifestaties) en Dainichi. Er zijn unieke historische documenten te zien. De mandala's en schilderingen zijn van grote klasse. Misschien wel het meest indrukwekkend zijn de levensgrote beelden van de vijf koningen van de wijsheid.

De beschrijvingen van de stukken zijn zeer uitgebreid en, over het algemeen, deskundig. Het is bovendien mogelijk een audioguide te huren - nuttig voor wie nog wat extra achtergrondinformatie wil, maar niet noodzakelijk daar de teksten op de bordjes al behoorlijk uitgebreid zijn. Men is er in geslaagd de voorstelling zowel interessant te maken voor mensen die niet thuis zijn in het onderwerp, als voor hen die dat wel zijn, en dat is knap. Een documentaire over de tempelgebouwen en het leven aldaar helpt de bezoekers het geheel in een context te plaatsen. Ook de vormgeving verdient een compliment: zacht lichtblauw en zalmroze zijn geen kleuren die men direct zou associëren met middeleeuwse boeddhabeelden, maar de stukken komen er prachtig in tot hun recht.

De voorstelling is, kortom, van grote klasse. Een ieder met een interesse voor boeddhisme, Oost-Azië, en/of religieuze kunst in het algemeen raad ik van harte aan een dagtrip naar Bonn te ondernemen en deze voorstelling te bezoeken. Het is een unieke kans om prachtige boeddhistische kunstwerken te zien, die zelden of nooit in Europa te bezichtigen te zijn. Dus gaat dat zien! (Nota bene: de tentoonstelling duurt slechts tot 24 augustus, dus wees er snel bij!)

We zijn terug in Keulen. Het is avond, en we genieten van - hoe kan het ook anders - een prima Japanse maaltijd. Onderweg naar ons hostel worden we overvallen door woeste stortregens. Het dondert boven de Dom. Bliksemflitsen verlichten hem, en ons. De regen danst en danst. De koningen van de wijsheid trekken ten strijde. Drie drijfnatte boeddhaatjes kijken toe, met open mond.

Gelukkig zijn er droge kleren. We lachen, we drinken en we vertellen elkaar de hele nacht verhalen.

Kannon kijkt toe. Met een glimlach, vermoed ik.